RIHM & ARTAUD
more infos about the music programme
Ictus & Johan Leysen in de Handelsbeurs
Gent, Feb 7, 2015
PROGRAMMA
Wolfgang Rihm : Musik für drei Streicher, for string trio, 1977
Johan Leysen leest Antonin Artaud : Om af te rekenen met het oordeel van God (Pour en finir avec le jugement de Dieu, 1947)
LINKS
Artaud on Ubuweb
"Om af te rekenen...", NL versie
Het geweld van de naakte sater
De adem van Artaud in het strijktrio van Wolfgang Rihm
Wannes Gyselinck spreekt met Jean-Luc Plouvier
(© Wannnes Gyselinck/Handelsbeurs Concertzaal)
Antonin Artaud (1896–1948) en Wolfgang Rihm (1952) lijken op het eerste zicht een vreemd duo. De Franse theatermaker was even geniaal als krankzinnig, zijn blik bezwerende, zijn stem die van een heks, zijn visioenen tegelijk lucide en psychotisch. Wolfgang Rihm is daarentegen de gemoedelijkheid zelve, een beminnelijke hedonist, liefhebber van goeie wijn en sigaren. En toch: ook Rihms muziek ademt een radicale romantiek met een donkerrood randje.
Vanwaar de idee om het strijktrio van Rihm te combineren met een lezing?
Jean-Luc Plouvier (artistiek leider Ictus): ‘Al sinds het prille begin van Ictus, twintig jaar geleden intussen, zijn we als ensemble op zoek naar nieuwe formats om muziek te delen met mensen. Onze drijfveer was eenvoudig: het aloude concertformat, ook voor nieuwe muziek, is tot op de draad versleten, een dode nabootsing van een negentiende-eeuws ritueel. Welnu, Beethoven is dood, de negentiende eeuw is voorbij. En toch blijft die hele Beethoveniaanse mystificatie van muziek nog steeds zeer levend: het geloof, want dat is het, dat muziek een niet te peilen mysterie is, met de componist als profeet die verborgen essenties openbaart die het publiek nooit meteen en nooit volledig kan begrijpen. Ictus zoekt juist concertvormen waarmee we komaf willen maken met die sfeer van seculiere religie, met die kunstmatig in stand gehouden kloof tussen publiek en muziek. Er is geen geheim, iedereen kan muziek, ook moeilijke muziek, begrijpen. We helpen noch het publiek, noch de muziek vooruit als we de magische mist die muziek omgeeft alleen nog maar dikker maken door muziek te heiligen.’
Jullie verbinden het strijktrio van Wolfgang Rihm met de woorden van de Franse theatermaker Antonin Artaud. Wat heeft Rihm met Artaud te maken?
JLP: ‘Op het eerste zicht kan het vreemd lijken dat een Duits componist zo beïnvloed is door een Franse theatermaker. Artaud was een fenomeen. Zijn tekst Le théâtre et son double, en zijn opvattingen over het theater van de wreedheid hebben diepe sporen nagelaten, ook in het oeuvre van Rihm. Zo maakt zijn orkestcyclus Tutuguri gebruik van Artauds gedicht ‘Pour en finir avec le jugement de dieu’, Seraphim heeft als ondertitel nach Artaud. En ook Die Eroberung von Mexiko vertrekt van een tekst van Artaud. Artaud trok in de jaren dertig naar Mexico op zoek naar iets wat het ‘decadente’, moderne Westen volgens hem kwijt was. In Mexico gebruikte Artaud peyote, plantaardige LSD afkomstig van een cactus, om zo in contact te komen met een dieperliggende werkelijkheid, met de primitieve, irrationele, droomachtige schaduwzijde van zijn onderbewuste. Een psychedelische trip avant-la-lettre dus. Volgens Artaud was het Westen sinds de moderniteit niet zozeer onttoverd – ent-zaubert zoals de analyse van socioloog Max Weber luidt –maar juist betoverd. Behekst zelfs, in de woorden van Artaud, en dat in die mate dat de vernietiging van onze ziel op het spel staat. Er bestaan vele woorden voor die betovering: kolonialisme, positivisme, sinds kort ook neoliberalisme. Vormen van vals geloof die onze ziel dreigen af te stompen voor diepere, meer essentiële menselijke ervaringen. Het geweld van die betovering kan volgens Artaud enkel worden gebroken door er een even krachtig, maar volkomen andere vorm van geweld tegenover te plaatsen. Dat is de taak van de kunst: de betovering van de moderniteit, van de obsessieve rationaliteit breken door opnieuw het geweld van het primitieve, het premoderne, het magische, de donkere, irrationele, onbewuste van de mensheid aan te boren.’
Rihm wordt gerekend tot de zogenaamde ‘new simplicity’. Vanwaar zijn drang naar een vernieuwde eenvoud?
JLP: ‘Rihm schreef zijn strijktrio in 1977. Het was zijn muzikaal manifest, waarmee de toen vijfentwintigjarige Rihm naam maakte. Enkele jaren nadien verschijnt ook een geschreven manifest, Zur neuen Einfachheit in der Musik (‘naar een nieuwe eenvoud in de muziek’), geschreven door een bont collectief van componisten, onder wie ook Rihm. De auteurs reageren tegen het exces aan complexiteit in de nieuwe muziek van de jaren ’60 en ’70. Het serialisme vierde hoogtij. Muziek werd niet gecomponeerd, maar berekend. De vroege radicaliteit van de avant-garde, het serialisme van Stockhausen en Boulez incluis, was verworden tot een nieuw academisme. Het resultaat was muziek die wiskundig strak geordend was, maar voor het menselijk brein niet te onderscheiden was van pure chaos. Componisten Typisch aan het serialisme is de gelijkschakeling van de twaalf tonen, het zogenaamde chromatisme, het opeenvolgen van halve noten. Als we met Olivier Messiaen ervan uitgaan dat een muzikale ‘modus’ ook een ‘mood’ is met een welbepaalde kleur, dan is de kleur van dat chromatisme grijs, de ‘mood’ die van onverschilligheid, verveling. Rihm wil met zijn nieuwe eenvoud komaf maken met die ‘grijze’ uitgekiende muziek. Hij wilde terug naar een scherp afgetekend zwart-wit, naar een niet mis te begrijpen zeggingskracht. Dat doet hij door terug te keren naar een brute, muzikale gewelddadigheid. De terugkeer naar eenvoud betekende voor Rihm dus geen terugkeer naar een pre-modernistische neoromantiek. Rihm heeft nooit afstand genomen van de avant-garde. Reactionaire, neoromantische tegenstanders van de avant-garde hebben altijd geprobeerd om Rihm als ‘één van hen’ voor te stellen. Maar Rihm heeft zich daar steeds tegen verzet. Het gaat dus meer over een strijd binnen de avant-garde, dan tegen de avant-garde. Rihm heeft de avant-garde juist een nieuwe scherpte gegeven. Daarin is hij geslaagd door de avant-garde opnieuw te verbinden met de magische oorsprong van muziek, met irrationaliteit, met expressie. Rihm durfde opnieuw muziek te maken niet als een koel calculerende wetenschapper, maar als intuïtieve kunstenaar. Improvisatorisch bijna.’
Is zijn muziek dan vormeloos?
JLP: ‘Vormeloos zeker niet. Zijn muziek is misschien niet gecalculeerd, gecultiveerd is ze des te meer. Maar in tegenstelling tot componisten als Schoenberg volgt Rihm geen duidelijk plan. Associatief zou je zijn aanpak kunnen noemen. Je hoort verfijnde harmonieën, uitgekiende proporties. Maar dan, typisch Rihm, doemt er een detail op dat de compositie een compleet nieuwe, onvoorziene richting uitstuurt. Het is als de logica van een droom, het associatieve van de roes. Rihms manier van werken zou je ‘dionysisch’ kunnen noemen. ‘Naakt hoor je beter’ zei hij ooit. Dat moet je letterlijk leven: Rihm componeert naakt. Alsof hij zo de puls van de muziek beter kan voelen. Hij werkt ook steevast aan minstens drie partituren tegelijk. Ideeën circuleren van het ene werk naar het andere, vandaar die bizarre sprongen in zijn composities. Bij Rihm hoor je geen wiskundige architectuur, maar lijkt de muziek zichzelf te schrijven, als een woekerende plant, in de traditie van Debussy. Rihm staat voor een totaal andere kunstenaarsopvatting dan die van Boulez of Stockhausen. Kijk maar naar de manier waarop die zich laten afbeelden: Stockhausen als een ingenieur in een computerkamer, Boulez in zijn laboratorium met assistenten in witte stofjassen. Daartegenover staat Rihm, naakt in zijn werkkamer, drie partituren opengeslagen en dansend van het ene stuk naar het ander als een woeste sater.’
Rihm spreekt ongegeneerd over ‘inspiratie’, een romantisch idee. En toch is Rihm geen neoromantisch componist.
JLP: ‘Rihm wordt soms weggezet als conservatief. Dat is onzin. In zijn oeuvre resoneert inderdaad die romantische traditie. Maar zijn muziek is nooit louter oppervlakkige imitatie van een romantische, tonale stijl. De romantiek van Rihm is écht. Hij put uit dezelfde bronnen als de donkere romantici die hij bewondert. Zijn grootste verdienste is wellicht dat hij zonder enige gene opnieuw een plaats wist te geven aan subjectiviteit binnen de avant-garde, nadat de nieuwe muziek sinds de jaren ’50 betoverd was geraakt door het droombeeld van wetenschappelijkheid, van objectiviteit. Misschien richt Rihms muzikaal geweld zich, om het met Artaud te zeggen, precies tegen die betovering. Tegen de idee van de serialisten dat je objectiviteit kon bereiken als je muziek als wetenschap benaderde. Maar wat heb je aan perfecte, objectieve muziek als de menselijke ziel eruit verdwenen is? Daarom klinkt Rihms muziek als een elektroshock, om de zieltogende ziel in de muziek van de avant-garde opnieuw tot leven te bliksemen.’
“Het schijnt dat, onder de examens en testen die men een kind dat voor het eerst aan een openbare school begint laat ondergaan, er een zogenaamde test van zaadvloeistof of sperma is, (...)”