Maximum Efficiency,
a scenic moment after Tom Johnson's music
With :
Dirk Descheemaeker (clarinet),
Michael Schmid (flute),
Géry Cambier (bass)
Jean-Luc Fafchamps (the speaker)
Tom Bruwier (stage & lighting)
De voorstelling heet Maximum Efficiency naar de gelijknamige titel van het eerste werk. Het geheel duurt een 40-tal minuten maar kan zich in loop van de tijd nog verder ontwikkelen.
Het voorkomen van de acteur of actrice is eerder ernstig, telegeniek en richt zich tot het publiek. Het decor is lichtjes fout en ouderwets: plastieken bloemen, een neutraal bureau, koele belichting,...
De muzikanten spelen geconcentreerd als goed gesmeerde bolides, maar bescheiden en wanneer mogelijk licht van elkaar verwijderd.
De volgorde van stukken is nog zuiver hypothetisch. Elke werk is een autonome actie, zoals in een circus of in een gepopulariseerde wetenschappelijk uitzending. Ik zou graag beginnen met Maximum Efficieny omdat de tekst bij de legende duidelijk verwarring schept (zie volgende paragraaf). “Eggs and Baskets”, waarbij twee muzikanten tot het uiterste van hun kunnen gaan, sluit het programma af.
De volgorde zal echter tijdens het repetitieproces komen vast te staan.
(de toon wordt gezet, pop-minimalisme)
Maximum Efficiency, 1991, 7', voor fluit, basklarinet en basgitaar
Ingeleid met de woorden : " Most music is inefficient. It uses more ideas than necessary, takes more time than necessary, requires more performing energy than necessary (...) and generally does not provide a good model for modern society with high productivity". De muziek: drie instrumentisten, waaronder één electrisch basgitaar, spelen zo luid en snel mogelijk één noot naar elkaar terug, het resultaat doet denken aan de muziek van “Andriessen”.
(zoals gezien op de televisie)
Bed Times Stories, 1985, 12’, klarinet
In dit werk is de dialoog tussen acteur en instrument het meest intens: de muziek illustreert hier onvermoeibaar kleine en banale verhaaltjes uit het dagelijkse leven. Niet expressief, enkel de naakte analogieën en logische problemen: hoe drie koppels aan eenzelfde tafel kunnen zitten, een ladder bestijgen, zo snel mogelijk boodschappen doen in 4 winkels, enz.
De indruk van overbodigheid tussen tekst en muziek is lachwekkend. Met succes gebracht in Strasbourg (Musica, 1998)
(de schoonheid van het getal)
Tile Work voor fluit, 2003, 10
Muzikaal gezien het meest interessant werk. Analoog met de problemen in de Arabische kunst: hoe volledig een oppervlakte te dekken met 2 of 3 motieven? De solist stelt hier kleine gesyncopeerde motieven voor (enkele in een hoog register, andere in een laag register) die daarop met elkaar gecombineerd worden in complexe ostinato structuren (een opeenvolging van zestiende noten). De met elkaar verweven motieven blijven hoorbaar dankzij de extreme tessituren: een virtuele polyfonie tot klinken gebracht door één solist. Adembenemend.
De acteur op zijn/haar beurt stelt elke combinatie voor, op een ietwat nerveuze manier, « op de tel », in een droge rap stijl, om de uitvoerder uit te dagen: ziehier motief 1 ! en nu 3 ! en 1 en 2 geeft...! 1 en 2 en 3 klinkt als volgt...enz.
(flabbergasting virtuosity)
Eggs & Basket, 1987, 12' voor fluit en klarinet
Hoe eieren te verdelen in twee manden. De ‘hyper-analogie’: één ei in mand 1 staat gelijk aan één noot van de klarinet, een ei in mand 2 staat gelijk aan één noot van de fluit. Op het einde krijgen we alle distributiemogelijkheden tussen 2 muzikanten en 6 noten van een korte toonladder te horen: een snelle hoketus en super-virtuoos. De twee muzikanten moeten, als in stereo, zo ver mogelijk van elkaar staan, zonder ritmische controle te verliezen.
Dixit Johnson
Als men mij vraagt mijn muziek te omschrijven verklaar ik ze als een reactie op een romantisch en expressionistisch verleden. Ik leg uit dat ik iets objectiefs tracht te produceren, iets dat geen emoties uitdrukt en ook niet de emoties van de luisteraar tracht te manipuleren, een muziek die uiteindelijk helemaal buiten mijn eigen persoon valt.
Ik wil de muziek ontdekken, en niet de componist. Zo heb ik het soms over bepaalde wiskundige formules die me toelaten subjectieve beslissingen uit te schakelen ten voordele van logische en objectieve deducties. Een andere keer zeg ik het met de woorden van Morton Feldman: “laat de muziek zijn wat ze wil”.
Soms praat ik over dit alles omdat ik denk dat dit helpt te begrijpen wat en waarom ik dit alles doe. Maar, wat ik ook doe, er resten altijd nog vragen:
Wat worden we verondersteld te voelen? Hoe kan muziek zo onpersoonlijk zijn? Probeert u nooit iets uit te drukken? Leidt dit alles niet tot een zeer koude muziek, ontdaan van alle betekenis? Enz.
Het begrip van muziek als zelfexpressie is zo verankerd in onze muzikale opleiding dat het grootste deel van het publiek gedesoriënteerd is bij het ontbreken ervan. Op een zekere dag, gefrustreerd door het onvermogen mijn esthetische ideeën aan een groep studenten uiteen te zetten, zei ik eenvoudigweg; “Ik ben niet geïnteresseerd in autobiografie”.
Dit is het sleutelwoord, en opeens was het voor iedereen duidelijk.
Tom Johnson
Maximum Efficiency est un montage de pièces de Tom Johnson pour solistes et narrateur, à la manière d'expériences de physique amusante. La musique semble y être traitée comme une science exacte; la trivialité des propos tenus ouvre cependant une faille, d'où surgit un inquiétant humour.
Le titre est emprunté à la première pièce. Le tout fait une quarantaine de minutes. L'acteur-présentateur a une présence sérieuse, télévisuelle, s'adresse au public, n'essaie pas d'être drôle. Le décor est légèrement décalé ou démodé : fleurs en plastique, par exemple. Les musiciens sont concentrés, surentraînés, très humbles, un peu éloignés l'un de l'autre. Petit décor et éclairages de Tom Bruwier.
Les quatre pièces de Tom Johnson
Maximum Efficiency, 1991, 7', pour flûte clarinette et basse
Introduit par un discours glaçant : " Most music is inefficient. It uses more ideas than necessary, takes more time than necessary, requires more performing energy than necessary (...) and generally does not provide a good model for modern society with high productivity".
La pièce est en effet un concentré d'efficacité combinatoire. Jeu très rapide et fort sur une note, pour trois instruments, résultat sonore assez "Andriessen", surtout joué comme ici avec basse électrique.
Bed Times Stories, 1985, 12, clarinette
La pièce où le dialogue acteur/instrument est le plus intense : la musique illustre sans cesse des petites histoires quotidiennes, comme dans Babar. Mais il n'y a rien d'expressif, juste des représentations analogiques et des problèmes de logique : comment disposer 3 couples à table, monter une échelle, faire ses courses au plus vite dans 4 magasins, etc.
L'effet de redondance entre texte et musique est hilarant (rire nerveux). Déjà joué avec succès à Musica Strasbourg en 1998 dans une soirée de cabaret.
Tile Work for flute, 2003, 10'
La pièce la plus intéressante musicalement. Analogie avec les problèmes de pavage de l'art arabe : comment couvrir totalement un plan avec 2 ou 3 motifs répétés? Ici, le soliste présente des petits motifs syncopés (certains en registre haut, d'autres en registre bas) qui sont ensuite combinés dans des phrases complexes à structure d'ostinato (défilement de doubles croches). Les motifs enchevêtrés restent cependant lisibles grâce aux tessitures : polyphonie virtuelle générée par un soliste. Assez soufflant.
L'acteur présente chaque combinaison d'une manière un peu nerveuse et sadique, "sur le beat", comme à la foire, comme pour défier l'instrumentiste : voici le motif 1 ! et le 3 ! ... et on combine 1 et 2 ! ... et 1 et 2 et 3 ensemble, cela donne ! ... etc....
Eggs & Basket, 1987, 12', flûte et clarinette
Problème de distribution d'oeufs dans 2 paniers. Hyper-analogique : un oeuf dans un panier est représenté par 1 note de clarinette, un oeuf dans l'autre panier par 1 note de flûte. A la fin, toutes les possibilités de distribuer entre 2 musiciens les 6 notes d'une petite gamme : hoketus rapide, d'une virtuosité rythmique très poussée. Les 2 musiciens sont alors très éloignés, le plus "stéréo" possible.
dixit johnson
"Quand on m’interroge sur ma musique, je la décris souvent comme une réaction au passé musical romantique et expressionniste. J’explique que je cherche à produire quelque chose de plus objectif, quelque chose qui n’exprime pas mes émotions, qui ne manipule pas non plus les émotions de l’auditeur, qui soit enfin totalement extérieur à ma personne.
Parfois je dis: “Je veux trouver la musique, et non la composer”. Parfois je parle de certaines formules mathématiques qui permettent de remplacer les décisions subjectives par des déductions logiques et objectives. Parfois je cite mon maître Morton Feldman qui disait souvent: “Laissez la musique faire ce qu’elle veut”.
Parfois je parle de tout cela, en croyant que cela aidera à comprendre ce que je fais et pourquoi je le fais. Mais quoi que je fasse, il y a toujours des questions: Que sommes-nous supposés ressentir ? Comment une musique peut-elle être aussi impersonnelle ? Ne cherchez-vous jamais à exprimer quelque chose ? Est-ce que cela ne conduit pas à une musique froide, dépourvue de signification ? Etc, etc.
L’idée de la musique comme expression de soi est si ancrée dans notre éducation musicale que la plupart des gens sont désorientés lorsqu’une musique en est dépourvue. Un jour, frustré par mon incapacité à communiquer mes idées esthétiques à un groupe d’étudiants, j’ai dit simplement: “Je ne m’intéresse pas à l’autobiographie.” C’était le mot-clé, et soudain tout le monde comprenait."
Tom Johnson